COGNITIEVE THERAPIE & DEPRESSIE?

Vanuit de VU een interessant bericht, gepubliceerd in het British J of Psychiatry. Een meta-analyse. Het team van Pim Cuijpers heeft zo’n 1036 wetenschappelijke publicaties over psychotherapeutische behandeling bij depressie bekeken. Ze analyseerden vervolgens 117 trials waarin het effect van cognitieve therapie op depressies werd onderzocht.

.
De mean effect size van de therapieën was 0,67.

De effect size geeft aan hoe sterk het effect van een handeling is op een populatie, waarbij vergeleken wordt met een controlegroep. De ‘size’ is bijvoorbeeld 0 als er geen effect vd behandeling is. Boven de 0,8 is er weer hoop, als het ware. Maar een getal van 0,67 is dus laag.
.
Vermoedelijk is er daarbij sprake van publicatie-bias: het gegeven dat regelamatig negatieve onderzoeksresultaten ofwel niet naar tijdschriften worden ingestuurd, ofwel niet worden geaccepteerd voor publicatie. In beide gevallen wordt het negatieve resultaat dus niet openbaar. Je kunt je voorstellen dat dit helaas nogal eens gebeurt. Bijvoorbeeld als iemand en nieuw medicijn heeft uitgevonden, daar veel verwachtingen van heeft, maar het niet blijkt te werken. In de kast ermee. Ook wetenschappelijke tijdschriften zijn daar een beetje debet aan, want een spectaculair ‘positief’ bericht, wordt vaak eerder voor publicatie geaccepteerd. Een en ander vertekent de waarheid over succes van behandelingen. Nadat de data statistisch waren aangepast op een dergelijke mogelijke ‘publicatiebias’, was de effect-size nog maar 0,42. De onderzoekers concluderen nu dat het effect van cognitieve therapie voor depressies door zo'n publicatie bias mogelijk wordt overschat.
.
NB – dit alles betekent dus geheel niet dat psychotherapie niet ‘werkt’! Want veel mensen hebben zeer veel baat bij psychotherapie. Let ook op: het gaat bij dit onderzoek over depressies, niet over andere psychiatrische andoeningen. En over cognitieve therapie. Er zij vele vormen van psychotherapie en vele psychiatrische aandoeningen die bij 1 of meer van die psychotherapie-vormen baat hebben.
.
Er zal, naast een meer gedegen bijeenzetten van de data in de toekomst - ook nader moeten worden gekeken naar ernst van depressies en subtypes. Het is vergelijkbaar met het probleem waar we tegen aan lopen bij het beoordelen van de werzaamheid van antidepressiva, waarover we het hier in CC eerder hadden (zie hier). Je kunt de ene depressie niet met de andere vergelijken.

Belangrijkst is dat we depressies als ziekte serieus nemen (zie CC werd boos). Vervolgens valt en staat alles waarschijnlijk bij de diagnostiek & zeker weten - ook bij de indrukwekkende diversiteit van depresies qua klinisch beeld. Die ongetwijfeld verschillende pathofysiologische mechanismen ten grondslag hebben. Varierend van de HPA-as, tot monoamines, cytokines - enfin, loop CC maar eens door. En dan vervolgens weer de psychodynamische turbulenties die daaraan te grondslag liggen of het onderhouden. Daar zullen de cruxen zitten. Hier zullen we vast op terugkomen.
.
Apr '10

Geen opmerkingen: